top of page

De wettelijke basis van een mondkapjesplicht

Nu in Amsterdam en Rotterdam een beperkte mondkapjesplicht is ingevoerd, stellen steeds meer deskundigen dat dat juridisch niet houdbaar is. In andere landen geldt echter al langer een mondkapjesplicht in openbare ruimtes. Hoe zit dat?

Wettelijke basis

Volgens deskundigen druist een mondkapjesplicht in tegen artikel 10 van de Grondwet, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De Grondwet verplicht de overheid echter ook maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. Het klopt dat er een voldoende duidelijke wettelijke basis moet zijn voor een inbreuk op een vrijheidsrecht. Het publiek moet namelijk kunnen weten wat het wel en niet mag en willekeur moet zoveel mogelijk voorkomen worden.

Op dit moment bestaat die wettelijke basis uit de Wet publieke gezondheid en de Wet veiligheidsregio’s. In de Wet publieke gezondheid (Wpg) is vastgelegd hoe infectieziekten als COVID-19 opgespoord en bestreden moeten worden. De in deze wet vastgelegde bevoegdheden richten zich echter vooral op het isoleren van individuele besmette personen of het afschermen van bepaalde besmette locaties. In de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is geregeld dat de regering opdrachten kan geven aan de burgemeesters en voorzitters van de veiligheidsregio’s om noodverordeningen uit te vaardigen.

Ik schreef al eerder dat bij noodverordening in beginsel niet mag worden afgeweken van de Grondwet. Dat mag alleen indien dat een kortdurende inbreuk is, zoals wanneer er woningen in een bepaald gebied tijdelijk ontruimd moeten worden in verband met een bepaald gevaar. Indien langer durende inbreuken noodzakelijk zijn dienen noodverordeningen vervangen te worden voor een wet in formele zin. Het is dus zeker legitiem de vraag te stellen of de noodverordeningen die nu worden uitgevaardigd een voldoende wettelijke basis zijn voor een mondkapjesplicht.

Gevaar volksgezondheid

De maatregelen die nu via noodverordeningen worden uitgevaardigd zijn tijdelijk, in afwachting van de coronawet waarin dergelijke maatregelen in formele zin vastgelegd moeten worden. Van een rechter zal de overheid meer ruimte krijgen om grondrechtenbeperkende maatregelen te voorzien van een deugdelijke juridische basis naarmate de urgentie en de nood hoger zijn.


Of er een voldoende wettelijke basis is zal daarom afhankelijk zijn van het doel en de reden van een mondkapjesplicht. Indien sprake is van een groot risico voor de volksgezondheid is het zeer waarschijnlijk wel legitiem om een (tijdelijke) mondkapjesplicht per noodverordening op te leggen. In vele andere landen, waaronder vrijwel alle andere EU landen, is een mondkapjesplicht in openbare ruimtes ingesteld omdat aangenomen wordt dat op die manier de verspreiding van het virus wordt beperkt. Dit is op eenzelfde manier geregeld in bijvoorbeeld de VS en Australië.


De Nederlandse overheid houdt echter vast aan het standpunt dat “er op basis van de huidige stand van de wetenschap geen steun is voor algemeen gebruik van niet-medische mondkapjes in de publieke ruimte om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan”. Enkel als er vanuit gegaan wordt dat dat juist is, kan gezegd worden dat er onvoldoende wettelijke basis is voor een mondkapjesplicht.


bottom of page